Het orgel in de kerk Sint-Jan-Evangelist
te Tervuren

2004

 

Jos Moors Orgelbouw (Gors Opleeuw), 2004

 

Historiek

De geschiedenis van het orgelpatrimonium in deze kerk hangt nauw samen met de bouw en afbraak van het gotische koordoksaal. Voor Vlaamse en zelfs Europese normen is er al zeer vroeg, namelijk in 1498, sprake van een organist verbonden aan deze kerk. Van het vermoedelijk eerste orgel is eigenlijk voor de rest niets bekend, enkel dat het verloren is gegaan tijdens de protestantse onlusten eind 16de eeuw. In 1683 - 84 werd door de bekende orgelbouwer Goldfuss een nieuw orgel geplaatst op het koordoksaal, toen nog vooraan op het koor.
In de loop van de 18de eeuw wordt het koordoksaal vooraan afgebroken en verhuist het Goldfuss-orgel naar achteren, een hele poos daarna, in 1807, wordt er door orgelmaker Rochet uit Nijvel nog een voetklavier aan toegevoegd.
In 1900-02 wordt dit oude instrument op zijn beurt vervangen door een pneumatisch romantisch orgel van de hand van Stevens uit Duffel. In dit Stevens-orgel worden een 200 tal oude Goldfuss-pijpen na transformatie herbruikt. Het Stevens orgel werd een laatste maal uitgebreid en opgesmukt met een vals front in de jaren 1947-48. In dit front werden naast antieke meubelstukken uit de kerk, ook een deel van een zijtoren van de Goldfuss-orgelkast verwerkt. Het Stevens-orgel bestond uit een zgn. gedeelde kast zonder front, opgesteld links en rechts achteraan op het doksaal. Mede door deze opstelling klonk het orgel zwak en onduidelijk in de kerkruimte. Een behoud of restauratie van dit instrument was vanwege de hoge kost onverantwoord en zou geen verbetering hebben opgeleverd. Al een aantal jaren geleden werd met de gedachte gespeeld om met de oude kern van pijpwerk het Goldfuss orgel uit 1684 te reconstrueren. Ook dit plan werd niet uitgevoerd wegens te omslachtig en te duur, de mogelijkheden van een Goldfuss-kopie, hoe mooi ook, zouden eveneens beperkt geweest zijn.
Een hele tijd gaat voorbij en omtrent 1996 wordt er gedacht aan de bouw van een nieuw klein koororgel...

Het orgel zoals het er nu staat, kwam tot stand na een langdurig groeiproces. Aanvankelijk tijdens de aanbesteding betrof het ontwerp van adviseur A. Arnols een kleiner instrument op viervoetsbasis met één klavier en aangehangen pedaal. Onder impuls van organist Rob De Waele werd er echter een aanzienlijke uitbreiding bewerkstelligd.
De eerste groeischeut betrof de toevoeging van de Trompet 8 door het kerkfabriek, de vergrotingen daarna zoals de uitbouw van de Montre 8 sup. tot een volledig register en nog later een tweede klavier met deels toewijsbare registers waren een gevolg van de grote spaaractie op gang gebracht door Rob. Toen het duidelijk werd dat de kast te groot werd voor plaatsing onder, naast het altaar werd in samenspraak met de kerkfabriek en de dienst van Monumenten en Landschappen geopteerd voor verhuis naar het ruime doksaal boven. De kerkfabriek en de Erfgoedconsulenten stemden in met de afbraak van het Stevens-orgel uit 1902 om plaats te maken voor het nieuwe orgel. Het waardevolle 17de eeuwse Goldfuss pijpwerk uit het oorspronkelijke orgel werd zorgvuldig opgeslagen. Bij de afbraak bleek ook dat een interessante hoeveelheid laat 19de eeuws houten en een klein deel metalen pijpwerk van Josse Peeters uit Laeken eventueel herbruikbaar kon zijn. Toen door ons werd geopperd om met dit materiaal eventueel een pedaalwerk uit te bouwen was de aanzet tot de laatste uitbreiding genomen. Weer zamelde Rob De Waele de nodige fondsen bijeen en konden wij verder aan de slag. Nu werd de hoofdkast achteraan uitgebreid met een pedaalkast, goed voor de plaatsing van vijf pedaalregisters. Tot slot vonden we dat ook de oude Voix Humaine, eveneens van goede makelij, een plaats mocht krijgen op het positief.

 

Orgelkast en indeling

De vormgeving van het Tervuurse instrument werd bewust sober gehouden. De indeling is klassiek met een achtvoets halfronde middentoren geflankeerd door twee sterk aflopende vlakke tussenvelden en aan de buitenzijde twee hoekvormige zijtorens. De kast is vijf meter hoog, de onderkast is twee meter breed en het bovendeel drie meter. De torens werden verfraaid met lijst- en zaagwerk.
Door het gekozen windladensysteem moest de bovenkast drie meter breed zijn. Om deze breedte optisch weg te werken werd de hoogtewerking benadrukt (hoge middentoren en lagere zijtorens). Het geheel komt toch natuurlijk over door de lagere tussenvelden. Deze hoofdlijn komt in het ontwerp steeds terug en vormt zo een tegenbeweging met het gotische gewelf.
De kast werd vervaardigd in massief eikenhout dat ter afwerking enkel werd geboend. De pedaalkast achter tegen het eigenlijke meubel is drie meter breed en vier meter hoog. Om de frontlijn van de voorste kast niet te storen werden de voorpanelen van de pedaalkast donker gebeitst. In deze pedaalkast werden de bovenpanelen van eerste kwaliteit pich pine vervaardigd, al de rest is eveneens eik.
De orgelkast herbergt het volledige instrument met uitzondering van  de ventilator die aan de rechterkant buiten de kast staat. De twee windladen van de klavieren liggen ter hoogte van het front en zijn vooraan bereikbaar. Onder de windladen hangt vooraan een dubbelzijdig wellenraam geflankeerd door de registerwalsbanken.
Daartussen de twee staartklavieren met links de tremulant.
Onder de klavieren bevinden zich de twee balgen: links voor de klavieren rechts een kleinere balg voor het pedaal. In de pedaalkast ligt op de vloer een grondrooster met daarop het pedaalwellenbord en twee winkelbalken. Daarbovenop staan de twee pedaalladen, deze zijn langs achteren bereikbaar voor onderhoud. Bij beide werken staat het pijpwerk piramidaal opgesteld, de pedaalkast werd zijdelings en frontaal deels opengewerkt.

 

Klaviatuur en dispositie

De twee klavieren met 56 tonen en het 30-tonig pedaal zijn ingebouwd aan de frontzijde van het orgel. De toetslatten van de klavieren vervaardigd in rechtdradig grenen, kader en bakstukken in eiken, klavierpinnen in vertind messing. De toetsen belegd met buxus voor de hele tonen en ebben met beenstrip voor de halve tonen, de bakstukken belegd met ebben met dubbele beenstrip, klavierlijsten eveneens uit ebben. De registerknoppen werden gedraaid in taxushout en daarna geolied. Het pedaal is in eik en werd ter afwerking geboend.

Opstelling van de registerknoppen aan weerskanten van het klavier.

Hoofdwerk I (C-g'") 
Positief  II (C-g'")
Montre 8'                  Bourdon 8'
               Traversfluit 8' Traversfluit 8'
Prestant 4'                   Prestant 4'
               Houtfluit 4'    Houtfluit 4'
Nasard 2 2/3'                 Nasard 2 2/3'
               Octaaf 2'   Doublette 2'
Mixtuur IV                   Terts l 3/5'
               Cornet IV      Larigot 11/3'
Trompet 8'                Trompet 8'
               Bourdon 16' (ped) Voix Humaine 8'
Basfluit 8' (ped)                       Bombarde 16' (ped)
               Octaaf 4' (ped)       Trompet 8' (ped)
Tremulant                Koppeling Ped +1

Schuifkoppel Hoofdwerk + Positief
De vetgedrukte registers spelen op het hoofdwerk of het positief.

 

Zicht op de klavieren, de registerknoppen, de abstracten en de wellenramen met ijzeren wellen

 

Mechanieken

De toetsen met aspunt achteraan hangen via een dubbelzijdig wellenraam rechtstreeks aan de kleppen. De kleppen van het hoofdwerk met aanhangpunt vooraan, de kleppen van het positief omgekeerd.
Abstrakten in eik met aan de toetszijde een hardlederen lus, bedrading in messing, toetsen regelbaar d.m.v. ledermoer.
Wellenraam in eik, wellenhouders in rood koper, assen in inox, wellen in vierkante stalen buis, armpjes in gesmeed staal, al het staal werd zwart gelakt met een roestwerende verf.
Klavierschuifkoppel eveneens regelbaar d.m.v. ledermoeren, pedaalkoppel naar hoofdwerk onder het klavier met bewegende balansarm in eik. Wellenbord constructie als boven, overbrenging met eiken stekers en messing draad, volledig afstelbaar. De pedaalmechaniek duwt de klavierverbinding omhoog zodat er tijdens het klavierspel geen overbodige beweging is.
De pedaalbeweging loopt via de verende eiken balans naar boven (koppel) en naar het achteraan liggend wellenbord. Dit wellenbord bedient een dubbelklep via een winkelbalk. Alle uiteinden van de pedaalabstracten werden verstevigd met linnen.
Registermechanieken vanuit knop naar massief stalen walsen op eiken bank, deze verticale walsen bedienen de stalen balansarmen opgesteld tussen de twee laden die op hun beurt de sleep 18 mm verschuiven.
De vier vooraan geplaatste registers worden rond het wellenbord zijdelings bediend via een extra horizontale wals aan de buitenzijde van de lade. De gecombineerde registers hebben een dubbele mechaniek die in staat is om de andere tegenoverliggende knop uit te schakelen. De beweging van de sleep is dan links 16 mm voor het positief, rechts 16 mm voor het hoofdwerk, met een neutrale stand daartussen. De pedaalregisters worden bediend via 3 walsen tot achter aan de buitenzijde van de pedaal laden (sleepbeweging 30 mm). De trekafstand aan alle registerknoppen bedraagt 10 cm.

Register- en toetsmechaniek

 

Windvoorziening

De ventilator staat opgesteld buiten de kast in een geluidsdempende kist. Van daaruit vertrekt een eiken windkanaal naar de dubbele gordijnwindregelaar die zich splitst in een enkelvoudige klavier- en pedaalbalg. De kanalen vanaf de balgen, de gordijnwindregelaar en de tremulant zijn gemaakt in pich pine. De balgkisten en kaders in eik maar de spanen en de bovenbladen eveneens in pich pine. De klavierbalg produceert een winddruk van 83 mm waterkolom (88 mm voor het pedaal).
Beide balgen werden inwendig bezet met geluiddempend materiaal. De tremulant is inliggend in het kanaal en werd gebouwd naar het voorbeeld van Dom Bedos. Vanaf de balgen wordt de wind via de tremulant geleid naar een grote collector van waaruit de windladen worden bevoorraad.  Alle kanaalvoegen en verbindingsstukken werden uitwendig verstevigd met linnen en afgewerkt met geschalmd leder.
De tremulant is een schuinliggende klep in het windkanaal vlak voor de collectorsplitsing, op deze klep hangt een verend gewicht. De klep is in eik, de bedieningsbeugel in ijzer. De trekbeweging wordt in een stalen mechaniek gekeerd en gereduceerd van 10 naar 4 cm.

 

Windladen

Het orgel bevat vier windladen: twee voor het manuaal en twee voor het pedaal. Deze windladen zijn volledig vervaardigd uit massief eikenhout met uitzondering van de brede cancelscheien die van ceder zijn en de ingewerkte tafel van hoogwaardig multiplex. De kleppen van het pedaal zijn eveneens van ceder. De winddichtheid van de slepen wordt verzekerd door viltringen. Verder werden enkel messingschroeven gebruikt en werden de uitneembare kleppen dubbel beleerd. Alle pennen, de bedrading en de ventielveren zijn eveneens in messing. De onderzijde van het cancellenraam is aan de klepzijde gedicht met runderperkament en daarbuiten met linnen. Alle laden hebben werkvoegen om vochtschommelingen op te kunnen vangen. De slepen werden zeer glad afgewerkt en dubbel gegrafiteerd.
De cancellen van Positief en Hoofdwerk wisselen elkaar af en de boringen van de gecombineerde registers werden zo uitgevoerd dat de sleeptrek links of rechts bepalend is voor de klavierkeuze. Dit systeem vergt een precieze uitvoering van lade en mechaniek maar vergroot de mogelijkheden van het orgel aanzienlijk. Doordat de cancellen van het positief iets smaller zijn dan deze van het hoofdwerk werd in de pijpstok per boring en per pijp een windregelpen voorzien. Zo klinkt de toon altijd identiek op het ene of het andere klavier.
De conducten zijn van orgelmetaal, binnen-en buitenzijde gevernist. Ze werden ingelijmd met vlas en dunne lijm.
De windladen van het pedaal hebben per toon een dubbelcancel en een dubbelklep.  Op de eerste cancel staan de registers: Bourdon 16, Fluitbas 8 en Octaaf 4. Op de tweede de Bombarde 16 en de pedaaltrompet 8. De houten pijpen van Bourdon 16'- zijn in het groot octaaf deels opgebankt, alle overige pedaalpijpen staan op de lade. De voorslagen van alle windladen zijn opliggend en worden bij de klavieren vastgehouden door ijzeren en bij het pedaal door houten haken. De grondrooster onder de pedaalladen werd gemaakt uit één stuk in meranti. De tien ladesteunen die op de grondrooster steunen zijn van pich pine.

 

Enkele conducten voor de houten pijpen

 

Het pijpwerk

Het orgel bevat in het totaal 1.150 pijpen, exact l.000 stuks voor de klavieren en de overige 150 voor het pedaal; 200 houten en de overige metalen. De langste is de grote C van de Bombarde (5 meter). De kleinste is de hoge g'" van de Larigot (5 mm). De zwaarste pijp is de lage C van de Subbas (+/- 40 kg ). De 36 frontpijpen werden vervaardigd in een legering van 85 % tin en 15% lood en werden gepolijst. Alle pijpen spreken behalve de vier buitenste van de zijtorens. De metaalplaten van elk corpus werden naar boven toe dunner uitgeschaafd. Alle frontpijpwerk zonder baarden en met een aangedrukt spitslabium, enkel de centrale pijp van elke toren heeft een opgesoldeerd halfrond labium. Het metalen binnenpijpwerk bestaat voor 95% uit lood. Het houten pijpwerk werd vervaardigd uit ceder, eik en/of pich pine (oud materiaal). Voorslagen, voeten, kernen, handgrepen in eik. De voorslagen van alle nieuwe houten pijpen werden opgelijmd met papieren onderleg. De voorslagen van de oude houten pijpen werden geschroefd, alle schroeven werden vernieuwd.
Een deel van het pijpwerk uit het Stevens-orgel werd herbruikt in het nieuwe instrument. Dit orgel bevatte immers naast een belangrijke hoeveelheid waardevol Goldfuss pijpwerk (dit werd opgeslagen) een deel eind negentiende eeuws pijpwerk van goede makelij. Dit pijpwerk bezat dankzij een zeer zachte intonatie nog lage opsneden, een kleine voetopening en een beperkte kernbeschadiging. Een integratie in het nieuwe instrument kon dus mits een grondige herintonatie. Alle herbruikte tongwerken kregen nieuwe, niet-verende messing stemkrukken. Verder werd alle belering en bevilting weggenomen en werd de bekerlengte aangepast aan de nieuwe situatie.

De opgebankte cornet, achter het front

 

Detailbeschrijving van het pijpwerk volgens de ladeopstelling vanaf het front:

MANUALEN:

Cornet IV: 4', 2 2/3', 2' en l 3/5 open fluit, mensuur naar Silbermann, opgebankt achter het front.

Montre 8': laagste twee in hout (pich pine) verkropt.
twee octaven in het front, hoogste pijpwerk op de lade

Bourdon 8':  14 cederhouten gedekten, overige metalen gedekt met verschuifbare hoed en zijbaarden.

Flute travers 8': 25 cederhouten gedekten, daarna enge open houtfluit met vierkante doorsnede waarvan vanaf 1’ in eik . Alle open pijpwerk met orgelmetalen stemlapje.

Prestant 4': C en Cis met baarden achter het front daarna deels in het front de rest op de lade.

Houtfluit 4': Bas gedekte cederhouten, vanaf c' wijde open houtfluit met vierkante doorsnede en stemlapjes.

Nazard 2 2/3': Bas metaal gedekt met verschuifbare hoeden (oud) diskant (nieuw) wijde open maar smal gelabiëerde fluit.

Octaaf 2': Volledig zonder baarden op de lade

Doublette 2': oud, wijde prestant, laagste met baarden.

Terts l 3/5': oud, open fluit.

Larigot 1 1/3': prestantmensuur

Mixtuur IV-sterk : zelfde mensuur als octaaf 2'
Samenstelling:

 

C

c’

c”

c’’’

 

 

 

 

 

1 1/3

2

2 2/3

4

4

1

1 1/3

2

2 2/3

2 2/3

2/3

1

1 1/3

/

/

½

2/3

1

1 1/3

2

Trompet 8': Franse makelij met kurkvormige loden koppen, tong, lepel en krukken messing. Grootste 12 met demonteerbare bekers, de bekers naar boven toe dunner geschaafd.

Voix Humaine 8': oud, Franse makelij, stevels in diskant ingekort, deels nieuwe tongen, volledig nieuwe messing krukken, intonatie aangepast.

Overzicht van de opstelling (van links naar rechts):
Front, cornet, montre, bourdon, traversfluit, prestant, houtfluit, octaaf, doublette, nazard, terts, larigot, mixtuur

PEDAAL:

Bourdon 16': oud, volledig gedekt in pich pine, voorslagen mahonie, nieuwe handgrepen in eik. Deze pijpen werden dunner geschaafd en uitgegoten met lijm, barsten werden gedicht met linnen.

Fluitbas 8': oud, wijde open houten prestant in pich pine, eveneens dunner geschaafd en uitgegoten met lijm, de voorslagen werden vernieuwd in eik, nieuwe steminrichting met orgelmetalen flap.

Octaaf 4': Stemsleuven dichtgemaakt waardoor engere mensuur, labia met zijbaarden, intonatie aangepast.

Bombarde 16': 12 grootste met originele eikenhouten koppen en stevels, bekers (4 grootste verkropt) in pitch pine, bij de overige kleinere pijpen werden de metalen koppen vervangen door nieuwe eikenhouten. De krukken en een deel van de tongen werden eveneens vernieuwd. De grootste twaalf houten bekers werden naar boven toe dunner uitgeschaafd. Het bovendeel van de daaropvolgende demonteerbare metalen bekers werd eveneens dunner geschaafd en voorzien van een haak. Intonatie aangepast aan het nieuwe klankbeeld.

Trompet 8': oud, bovendeel metalen bekers dunner geschaafd, nieuwe krukken en deels nieuwe tongen. Intonatie aangepast aan het nieuwe klankbeeld.

 

Opstelling van het pedaalpijpwerk

 

Concept en klankbeeld

Door enerzijds vijf registers op het ene of het andere klavier te laten spelen en anderzijds oud pijpwerk voor het pedaal te recupereren, kon met een beperkt budget toch een mooi klankvol orgel worden gerealiseerd. Voor ons was het eveneens een leerschool of de toewijsbaarheid van registers kon worden gebouwd zonder nadelen m.b.t. klank en stemming.
Door op elk klavier enkele basisregisters vast te disponeren kon de onafhankelijkheid van de verschillende klavieren of werken worden bewaard. Door de aanwezigheid van een klavierkoppel worden de mogelijkheden van ondermeer het plenumspel aanzienlijk uitgebreid.
De intonatie of klankgeving van het pijpwerk gebeurde volledig in de kerk met uitzondering van de voorintonatie van de tongwerken. Hierbij werd per register speciale aandacht besteed aan de klankbalans van het pijpwerk onderling en in samenspel met de andere registers, alsook de specifieke functie of aanvulling voor de verschillende plenumregistraties. Een evenwicht tussen helderheid en grondtoon met speciale aandacht voor de versmelting van de verschillende registerfamilies. Een bijkomende uitdaging was de klankgeving van de toewijsbare registers, hier werden echter geen compromissen gesloten voor het ene of het andere werk.
We hebben getracht om de verschillende registers een evenwaardigheid te geven in draagkracht en karakter. Zo werd gelet op de evenwaardigheid van de Houtfluit als tegenhanger van de Prestant 4, de Bourdon tegenover de Traversfluit. Elk register met zijn eigen specifieke solokarakter en kleur; de enge Traversfluit met milde bas tegenover de volle krachtige Houtfluit en de transparantere en neuriënde Bourdon.
De materiaalkeuze voor hout bij de fluiten is vanwege het unieke karakter: mild en toch draagkrachtig.
De Montre als basis voor het plenum door brede labiëring met maximale zangerigheid zonder agressief te worden in de hoogte, met een duidelijke maar bescheiden bas.
Het prestantenkoor ideaal voor de meer polyfone muziek en zonder een dominante agressieve scherpe bovenbouw, maar een Mixtuur echt bedoeld als vulstem in het geheel versmeltend, eventueel bijgekleurd met Nazard of zelfs Terts en eventueel met de pedaaltrompet.                                                                       
De wijde krachtige manuaaltrompet aangevuld met Cornet vormen samen met de Bombarde het grandioze Grands Jeux.
De pedaalkast werd ter bevordering van de basresonantie bewust volledig gesloten uitgevoerd.  Enkel ter hoogte van de stemkrukken en boven de middenvelden is er een opening naar de hoofdkast. Onderaan werden de zijkanten deels opengewerkt voor een betere helderheid van de Octaaf 4' en de hoogste tonen van de Basfluit 8'.
Bij de tongwerken werd speciale aandacht besteed aan de stemvastheid, de rondheid van de klank en de directe aanspraak.
De stemming hangt nauw samen met de intonatie. Het orgel van Tervuren is een laat barok instrument en daarom ook werd er geopteerd voor een stemmingswijze naar Valotti.