Het orgel in de kerk Sint-Jan-Evangelist
|
Hoofdwerk I (C-g'") |
Positief II (C-g'") |
Montre 8' | Bourdon 8' |
Traversfluit 8' | Traversfluit 8' |
Prestant 4' | Prestant 4' |
Houtfluit 4' | Houtfluit 4' |
Nasard 2 2/3' | Nasard 2 2/3' |
Octaaf 2' | Doublette 2' |
Mixtuur IV | Terts l 3/5' |
Cornet IV | Larigot 11/3' |
Trompet 8' | Trompet 8' |
Bourdon 16' (ped) | Voix Humaine 8' |
Basfluit 8' (ped) | Bombarde 16' (ped) |
Octaaf 4' (ped) | Trompet 8' (ped) |
Tremulant | Koppeling Ped +1 |
Schuifkoppel Hoofdwerk + Positief
De vetgedrukte registers spelen op het hoofdwerk of het positief.
De toetsen met aspunt achteraan hangen via een dubbelzijdig wellenraam rechtstreeks aan de kleppen. De kleppen van het hoofdwerk met aanhangpunt vooraan, de kleppen van het positief omgekeerd.
Abstrakten in eik met aan de toetszijde een hardlederen lus, bedrading in messing, toetsen regelbaar d.m.v. ledermoer.
Wellenraam in eik, wellenhouders in rood koper, assen in inox, wellen in vierkante stalen buis, armpjes in gesmeed staal, al het staal werd zwart gelakt met een roestwerende verf.
Klavierschuifkoppel eveneens regelbaar d.m.v. ledermoeren, pedaalkoppel naar hoofdwerk onder het klavier met bewegende balansarm in eik. Wellenbord constructie als boven, overbrenging met eiken stekers en messing draad, volledig afstelbaar. De pedaalmechaniek duwt de klavierverbinding omhoog zodat er tijdens het klavierspel geen overbodige beweging is.
De pedaalbeweging loopt via de verende eiken balans naar boven (koppel) en naar het achteraan liggend wellenbord. Dit wellenbord bedient een dubbelklep via een winkelbalk. Alle uiteinden van de pedaalabstracten werden verstevigd met linnen.
Registermechanieken vanuit knop naar massief stalen walsen op eiken bank, deze verticale walsen bedienen de stalen balansarmen opgesteld tussen de twee laden die op hun beurt de sleep 18 mm verschuiven.
De vier vooraan geplaatste registers worden rond het wellenbord zijdelings bediend via een extra horizontale wals aan de buitenzijde van de lade. De gecombineerde registers hebben een dubbele mechaniek die in staat is om de andere tegenoverliggende knop uit te schakelen. De beweging van de sleep is dan links 16 mm voor het positief, rechts 16 mm voor het hoofdwerk, met een neutrale stand daartussen. De pedaalregisters worden bediend via 3 walsen tot achter aan de buitenzijde van de pedaal laden (sleepbeweging 30 mm). De trekafstand aan alle registerknoppen bedraagt 10 cm.
De ventilator staat opgesteld buiten de kast in een geluidsdempende kist. Van daaruit vertrekt een eiken windkanaal naar de dubbele gordijnwindregelaar die zich splitst in een enkelvoudige klavier- en pedaalbalg. De kanalen vanaf de balgen, de gordijnwindregelaar en de tremulant zijn gemaakt in pich pine. De balgkisten en kaders in eik maar de spanen en de bovenbladen eveneens in pich pine. De klavierbalg produceert een winddruk van 83 mm waterkolom (88 mm voor het pedaal).
Beide balgen werden inwendig bezet met geluiddempend materiaal. De tremulant is inliggend in het kanaal en werd gebouwd naar het voorbeeld van Dom Bedos. Vanaf de balgen wordt de wind via de tremulant geleid naar een grote collector van waaruit de windladen worden bevoorraad. Alle kanaalvoegen en verbindingsstukken werden uitwendig verstevigd met linnen en afgewerkt met geschalmd leder.
De tremulant is een schuinliggende klep in het windkanaal vlak voor de collectorsplitsing, op deze klep hangt een verend gewicht. De klep is in eik, de bedieningsbeugel in ijzer. De trekbeweging wordt in een stalen mechaniek gekeerd en gereduceerd van 10 naar 4 cm.
Het orgel bevat vier windladen: twee voor het manuaal en twee voor het pedaal. Deze windladen zijn volledig vervaardigd uit massief eikenhout met uitzondering van de brede cancelscheien die van ceder zijn en de ingewerkte tafel van hoogwaardig multiplex. De kleppen van het pedaal zijn eveneens van ceder. De winddichtheid van de slepen wordt verzekerd door viltringen. Verder werden enkel messingschroeven gebruikt en werden de uitneembare kleppen dubbel beleerd. Alle pennen, de bedrading en de ventielveren zijn eveneens in messing. De onderzijde van het cancellenraam is aan de klepzijde gedicht met runderperkament en daarbuiten met linnen. Alle laden hebben werkvoegen om vochtschommelingen op te kunnen vangen. De slepen werden zeer glad afgewerkt en dubbel gegrafiteerd.
De cancellen van Positief en Hoofdwerk wisselen elkaar af en de boringen van de gecombineerde registers werden zo uitgevoerd dat de sleeptrek links of rechts bepalend is voor de klavierkeuze. Dit systeem vergt een precieze uitvoering van lade en mechaniek maar vergroot de mogelijkheden van het orgel aanzienlijk. Doordat de cancellen van het positief iets smaller zijn dan deze van het hoofdwerk werd in de pijpstok per boring en per pijp een windregelpen voorzien. Zo klinkt de toon altijd identiek op het ene of het andere klavier.
De conducten zijn van orgelmetaal, binnen-en buitenzijde gevernist. Ze werden ingelijmd met vlas en dunne lijm.
De windladen van het pedaal hebben per toon een dubbelcancel en een dubbelklep. Op de eerste cancel staan de registers: Bourdon 16, Fluitbas 8 en Octaaf 4. Op de tweede de Bombarde 16 en de pedaaltrompet 8. De houten pijpen van Bourdon 16'- zijn in het groot octaaf deels opgebankt, alle overige pedaalpijpen staan op de lade. De voorslagen van alle windladen zijn opliggend en worden bij de klavieren vastgehouden door ijzeren en bij het pedaal door houten haken. De grondrooster onder de pedaalladen werd gemaakt uit één stuk in meranti. De tien ladesteunen die op de grondrooster steunen zijn van pich pine.
Het orgel bevat in het totaal 1.150 pijpen, exact l.000 stuks voor de klavieren en de overige 150 voor het pedaal; 200 houten en de overige metalen. De langste is de grote C van de Bombarde (5 meter). De kleinste is de hoge g'" van de Larigot (5 mm). De zwaarste pijp is de lage C van de Subbas (+/- 40 kg ). De 36 frontpijpen werden vervaardigd in een legering van 85 % tin en 15% lood en werden gepolijst. Alle pijpen spreken behalve de vier buitenste van de zijtorens. De metaalplaten van elk corpus werden naar boven toe dunner uitgeschaafd. Alle frontpijpwerk zonder baarden en met een aangedrukt spitslabium, enkel de centrale pijp van elke toren heeft een opgesoldeerd halfrond labium. Het metalen binnenpijpwerk bestaat voor 95% uit lood. Het houten pijpwerk werd vervaardigd uit ceder, eik en/of pich pine (oud materiaal). Voorslagen, voeten, kernen, handgrepen in eik. De voorslagen van alle nieuwe houten pijpen werden opgelijmd met papieren onderleg. De voorslagen van de oude houten pijpen werden geschroefd, alle schroeven werden vernieuwd.
Een deel van het pijpwerk uit het Stevens-orgel werd herbruikt in het nieuwe instrument. Dit orgel bevatte immers naast een belangrijke hoeveelheid waardevol Goldfuss pijpwerk (dit werd opgeslagen) een deel eind negentiende eeuws pijpwerk van goede makelij. Dit pijpwerk bezat dankzij een zeer zachte intonatie nog lage opsneden, een kleine voetopening en een beperkte kernbeschadiging. Een integratie in het nieuwe instrument kon dus mits een grondige herintonatie. Alle herbruikte tongwerken kregen nieuwe, niet-verende messing stemkrukken. Verder werd alle belering en bevilting weggenomen en werd de bekerlengte aangepast aan de nieuwe situatie.
Cornet IV: 4', 2 2/3', 2' en l 3/5 open fluit, mensuur naar Silbermann, opgebankt achter het front.
Montre 8': laagste twee in hout (pich pine) verkropt.
twee octaven in het front, hoogste pijpwerk op de lade
Bourdon 8': 14 cederhouten gedekten, overige metalen gedekt met verschuifbare hoed en zijbaarden.
Flute travers 8': 25 cederhouten gedekten, daarna enge open houtfluit met vierkante doorsnede waarvan vanaf 1’ in eik . Alle open pijpwerk met orgelmetalen stemlapje.
Prestant 4': C en Cis met baarden achter het front daarna deels in het front de rest op de lade.
Houtfluit 4': Bas gedekte cederhouten, vanaf c' wijde open houtfluit met vierkante doorsnede en stemlapjes.
Nazard 2 2/3': Bas metaal gedekt met verschuifbare hoeden (oud) diskant (nieuw) wijde open maar smal gelabiëerde fluit.
Octaaf 2': Volledig zonder baarden op de lade
Doublette 2': oud, wijde prestant, laagste met baarden.
Terts l 3/5': oud, open fluit.
Larigot 1 1/3': prestantmensuur
Mixtuur IV-sterk : zelfde mensuur als octaaf 2'
Samenstelling:
C |
c° |
c’ |
c” |
c’’’ |
|
|
|
|
|
1 1/3 |
2 |
2 2/3 |
4 |
4 |
1 |
1 1/3 |
2 |
2 2/3 |
2 2/3 |
2/3 |
1 |
1 1/3 |
/ |
/ |
½ |
2/3 |
1 |
1 1/3 |
2 |
Trompet 8': Franse makelij met kurkvormige loden koppen, tong, lepel en krukken messing. Grootste 12 met demonteerbare bekers, de bekers naar boven toe dunner geschaafd.
Voix Humaine 8': oud, Franse makelij, stevels in diskant ingekort, deels nieuwe tongen, volledig nieuwe messing krukken, intonatie aangepast.
Bourdon 16': oud, volledig gedekt in pich pine, voorslagen mahonie, nieuwe handgrepen in eik. Deze pijpen werden dunner geschaafd en uitgegoten met lijm, barsten werden gedicht met linnen.
Fluitbas 8': oud, wijde open houten prestant in pich pine, eveneens dunner geschaafd en uitgegoten met lijm, de voorslagen werden vernieuwd in eik, nieuwe steminrichting met orgelmetalen flap.
Octaaf 4': Stemsleuven dichtgemaakt waardoor engere mensuur, labia met zijbaarden, intonatie aangepast.
Bombarde 16': 12 grootste met originele eikenhouten koppen en stevels, bekers (4 grootste verkropt) in pitch pine, bij de overige kleinere pijpen werden de metalen koppen vervangen door nieuwe eikenhouten. De krukken en een deel van de tongen werden eveneens vernieuwd. De grootste twaalf houten bekers werden naar boven toe dunner uitgeschaafd. Het bovendeel van de daaropvolgende demonteerbare metalen bekers werd eveneens dunner geschaafd en voorzien van een haak. Intonatie aangepast aan het nieuwe klankbeeld.
Trompet 8': oud, bovendeel metalen bekers dunner geschaafd, nieuwe krukken en deels nieuwe tongen. Intonatie aangepast aan het nieuwe klankbeeld.
Door enerzijds vijf registers op het ene of het andere klavier te laten spelen en anderzijds oud pijpwerk voor het pedaal te recupereren, kon met een beperkt budget toch een mooi klankvol orgel worden gerealiseerd. Voor ons was het eveneens een leerschool of de toewijsbaarheid van registers kon worden gebouwd zonder nadelen m.b.t. klank en stemming.
Door op elk klavier enkele basisregisters vast te disponeren kon de onafhankelijkheid van de verschillende klavieren of werken worden bewaard. Door de aanwezigheid van een klavierkoppel worden de mogelijkheden van ondermeer het plenumspel aanzienlijk uitgebreid.
De intonatie of klankgeving van het pijpwerk gebeurde volledig in de kerk met uitzondering van de voorintonatie van de tongwerken. Hierbij werd per register speciale aandacht besteed aan de klankbalans van het pijpwerk onderling en in samenspel met de andere registers, alsook de specifieke functie of aanvulling voor de verschillende plenumregistraties. Een evenwicht tussen helderheid en grondtoon met speciale aandacht voor de versmelting van de verschillende registerfamilies. Een bijkomende uitdaging was de klankgeving van de toewijsbare registers, hier werden echter geen compromissen gesloten voor het ene of het andere werk.
We hebben getracht om de verschillende registers een evenwaardigheid te geven in draagkracht en karakter. Zo werd gelet op de evenwaardigheid van de Houtfluit als tegenhanger van de Prestant 4, de Bourdon tegenover de Traversfluit. Elk register met zijn eigen specifieke solokarakter en kleur; de enge Traversfluit met milde bas tegenover de volle krachtige Houtfluit en de transparantere en neuriënde Bourdon.
De materiaalkeuze voor hout bij de fluiten is vanwege het unieke karakter: mild en toch draagkrachtig.
De Montre als basis voor het plenum door brede labiëring met maximale zangerigheid zonder agressief te worden in de hoogte, met een duidelijke maar bescheiden bas.
Het prestantenkoor ideaal voor de meer polyfone muziek en zonder een dominante agressieve scherpe bovenbouw, maar een Mixtuur echt bedoeld als vulstem in het geheel versmeltend, eventueel bijgekleurd met Nazard of zelfs Terts en eventueel met de pedaaltrompet.
De wijde krachtige manuaaltrompet aangevuld met Cornet vormen samen met de Bombarde het grandioze Grands Jeux.
De pedaalkast werd ter bevordering van de basresonantie bewust volledig gesloten uitgevoerd. Enkel ter hoogte van de stemkrukken en boven de middenvelden is er een opening naar de hoofdkast. Onderaan werden de zijkanten deels opengewerkt voor een betere helderheid van de Octaaf 4' en de hoogste tonen van de Basfluit 8'.
Bij de tongwerken werd speciale aandacht besteed aan de stemvastheid, de rondheid van de klank en de directe aanspraak.
De stemming hangt nauw samen met de intonatie. Het orgel van Tervuren is een laat barok instrument en daarom ook werd er geopteerd voor een stemmingswijze naar Valotti.