Continuo-orgel Bart Rodyns

2011

Historiek

GELUIDSFRAGMENT 

We waren heel vereerd met deze opdracht van organist Bart Rodyns.
Een kistorgel bouwen is altijd enigszins een paradox… de koning van de instrumenten in een doosje.
Het blijft altijd een uitdaging en een leerschool. 
Alles zit zeer krap op elkaar en toch moet het goed bereikbaar zijn voor onderhoud, elke orgelpijp moet toch goed klinken.
Hoe bereik je een klank die nauwelijks verschilt van een groot orgel ?
Het grote probleem zijn de lagere tonen en hun resonantieruimte.
Kistorgels waarbij de grootste pijpen buiten de kast staan of dienstdoen als kastvoet al dan niet met het labium naar buiten gekeerd zonder enige vorm van resonantieruimte vertonen vaak tekorten.
Of waarbij de laagste tonen zo eng zijn dat ze enkel nog boventonen geven.
De lage fond is onontbeerlijk voor een kistorgel dat toch nog steeds een basso continuo-instrument is.
Een andere belangrijke uitdaging is de windvoorziening. Het belang van een ademende wind die niet al teveel schokt maar toch ook genoeg souplesse moet hebben.
Te krap en te klein is al te vaak een excuus voor tekort aan bas en draagkracht.

 

Kast

Kast in geverfd oregon, waarbij de vlammentekening werd behouden. De kast werd beschilderd in een transparante palissander-imitatie.
Het meubel bestaat uit twee demonteerbare delen, in het onderste deel zitten de ventilator en spaanbalg met windregeling. Het bovendeel is de windlade met mechaniek en al het pijpwerk.
Het klavier en het bovendeksel zijn afneembaar.
Centraal vooraan een klein front met cederhouten pijpwerk. Geflankeerd door panelen met zaagwerk. De zijdeuren en de kastvoet werden eveneens van zaagwerk voorzien. Door het deels openwerken van de kast wordt het probleem omzeild van een te krappe ruimte voor de lage tonen zonder dat de resonantiefunctie wordt ingeperkt.

 

Dispositie

  • Bourdon 8 bas en sup.
  • Fluit 4 bas en sup.
  • Traversfluit 8 bas en sup ( vanaf c)                   

Winddruk: 55 mm Wk
Toonhoogte 415, 440, 465
Stemming; Allerlei stemmingen mogelijk
.

 

Pijpwerk

Alle pijpwerk is in hout de laagste tonen in ceder, het kleinere pijpwerk in eik. Front eveneens in ceder, dit zijn de laagste gedekttonen van de travers. Al het kleinere pijpwerk is open om een stabiele stemming van de hoogste tonen toe te laten.
Er werden bewust redelijk wijde mensuren gebruikt voor de gedekten  en  fluiten.

Details per register:

  • Bourdon 8 : gedekt , de lagere tonen op een stapel onder het klavier, de grootste ligt bovenaan het overige pijpwerk op de lade, de kleinsten open fluit.
  • Fluit 4 : laagste 24 tonen in ceder gedekt, diskant wijde open fluit in eik.
  • Travers 8 : vanaf c (13) gedekt (deels in front) vanaf c1 (25) zeer enge open fluit.

 

 

Klavier

Kort staartklavier met grenen toetslatten, beleg met buxus en ebben. Onder het  klavier een stekersmechaniek, het klavier kan links en rechts verschoven worden voor transpositie. De toetsuitsteek kan eveneens in twee standen functioneren, de kortere stand laat een zeer precies en delicaat toucher toe met weinig diepgang.


Windlade

Een chromatische lade met stekers die rechtstreeks op de ventielen rusten. Volledig in eikenhout met gesponseld fundament, eiken cancelscheien. Kleppenkast achteraan bereikbaar. Afdichting onderzijde windlade runderperkament, afdichting gegrafiteerde slepen met viltschijven op tafel en stok. Conducten in gevernist orgelmetaal.

 

Windvoorziening

Ventilator met omkasting in de kastvoet onder de lade, inlaatklep via de bodem. De wind loopt via een liggende gordijnwindregelaar naar een kleine spaanbalg.
Windregeling en magazijnbalg in de kastvoet, windkanaal in ceder. Voor een stille werking werden balg, windregeling en motorruimte bekleed met bladlood en kurk.

 

Gedeelde registerknoppen