Diepenbeek huisorgel.

 

 

Historiek

De opdracht een studie-orgel met twee klavieren en onafhankelijk pedaal. Om de mogelijkheden te vergroten werden er twee pedaalkoppelingen voorzien. Per klavier drie registers evenwaardig aan elkaar maar verschillend in kleur en karakter. De ruimte waar dit orgel voor werd gebouwd, is een sfeervolle verbouwde schuur waar de klank zich mooi kan ontwikkelen.

Dispositie.

 

Hoofdwerk II

Onderwerk I

Bourdon 8 Traversfluit 8
Prestant 4 Houtfluit 4
Octaaf 2 Nazard 2 2/3
Ped. + I Ped. + II
Subbas 16 Wind

Winddruk: 65 mm wk
Stemming: Valotti a’ is 440 Hz.
Pedaal 30 tonen.

 

Kast.

De ondiepe sobere kast in massief blank eikenhout werd met houtolie behandeld.
Twee vlakke viervoets zijtorens met aflopend naar het midden twee vlakke velden gescheiden door een kleine halfronde middentoren. Het klavier ingebouwd aan de voorzijde met de registerknoppen van het hoofdwerk links, de positiefknoppen rechts opgesteld.
Achter de kast staat de Subbas 16 op een aparte chromatische lade.


Foto: detail toetsmechaniek

 

Klavieren.

Twee staartklavieren met toetslatten in grenen, kader in eik, de hele tonen met buxusbeleg halve in ebben met buxusstrook. Bakstukken gefineerd ebben met dubbele buxusstrook. Onderklavier rechtstreeks via abstrakten met lederlus naar wellenbord naar klep erboven. Bovenklavier via dubbele wippenbalk naar achteraan gelegen gelegen kleppen. Alle toetsmechanieken afstelbaar met ledermoeren.

 

Windlade.

Een enkele lade voor de twee klavieren, volledig in eikenhout met gesponseld fundament, eiken cancelscheien. Twee kleppenreeksen van 56 stuks, vooraan die van het hoofdwerk achteraan het positief.
Afdichting onderzijde windlade runderperkament, afdichting gegrafiteerde slepen met viltschijven op tafel en stok.
Conducten in gevernist orgelmetaal.
Laagste 17 tonen gedeeld C en CIS , rest chromatische opstelling, vanaf toon 28 klavierdeling.
De subbaslade is een geboorde cederbalk met zijdelings gemonteerde kleppenkast.
Pedaalbalansen trekken waaiervormig rechtstreeks aan deze kleppen.

 

Windvoorziening.

Ventilator opgesteld in nabije zolderruimte.
Windregeling en eiken magazijnbalg in de kastvoet, windkanalen in eik.

 

Pijpwerk.

Het front bestaat voornamelijk uit de laagste tonen van de prestant en de Doublette, metaalsamenstelling 75 % tin. Middentoren niet sprekend.
Houten pijpwerk volledig in eiken.
Details per register:

  • Bourdon 8, 14 hout, rest wijde metalen gedekt met verschuifbare hoeden.
  • Prestant 4, 16 laagste in front, rest op de lade.
  • Octaaf 2, laagste 6 tonen in front, rest op de lade.
  • Traversfluit 8 Volledig in hout. Bas enge gedekten vanaf toon 31 enge openfluit.
  • Houtfluit 4, Baskant gedekt, diskant wijde open fluit.
  • Nazard 2 2/3 Metaal, baskant gedekt, diskant open fluit.
  • Subbas 16 Merantihout volledig gedekt.


Foto: detail binnenwerk

 

Klankbeeld.

Zes registers, en toch twee onafhankelijke 8 voetsregisters. De wijde metalen Bourdon draagt het hoofdwerk en vormt samen met de 4 voets prestant de ruggengraat van het plenum, helder maar zeker niet te dominant. De kroon op het plenum wordt gevormd door de Octaaf 2 . De traversfluit 8 vormt de basis van het positief met de Houtfluit als tegenhanger van de prestant 4. De Nazard kan zowel solistisch als in het fluitenplenum worden gebruikt. Triospel en diverse solistische registraties vormen geen enkel probleem. De milde Subbas voegt een belangrijk fundament toe aan de orgelklank.