Diepenbeek huisorgel.
HistoriekDe opdracht een studie-orgel met twee klavieren en onafhankelijk pedaal. Om de mogelijkheden te vergroten werden er twee pedaalkoppelingen voorzien. Per klavier drie registers evenwaardig aan elkaar maar verschillend in kleur en karakter. De ruimte waar dit orgel voor werd gebouwd, is een sfeervolle verbouwde schuur waar de klank zich mooi kan ontwikkelen. Dispositie.
Winddruk: 65 mm wk
Kast.De ondiepe sobere kast in massief blank eikenhout werd met houtolie behandeld.
Klavieren.Twee staartklavieren met toetslatten in grenen, kader in eik, de hele tonen met buxusbeleg halve in ebben met buxusstrook. Bakstukken gefineerd ebben met dubbele buxusstrook. Onderklavier rechtstreeks via abstrakten met lederlus naar wellenbord naar klep erboven. Bovenklavier via dubbele wippenbalk naar achteraan gelegen gelegen kleppen. Alle toetsmechanieken afstelbaar met ledermoeren.
Windlade.
Een enkele lade voor de twee klavieren, volledig in eikenhout met gesponseld fundament, eiken cancelscheien. Twee kleppenreeksen van 56 stuks, vooraan die van het hoofdwerk achteraan het positief.
Windvoorziening.Ventilator opgesteld in nabije zolderruimte.
Pijpwerk.Het front bestaat voornamelijk uit de laagste tonen van de prestant en de Doublette, metaalsamenstelling 75 % tin. Middentoren niet sprekend.
Klankbeeld.Zes registers, en toch twee onafhankelijke 8 voetsregisters. De wijde metalen Bourdon draagt het hoofdwerk en vormt samen met de 4 voets prestant de ruggengraat van het plenum, helder maar zeker niet te dominant. De kroon op het plenum wordt gevormd door de Octaaf 2 . De traversfluit 8 vormt de basis van het positief met de Houtfluit als tegenhanger van de prestant 4. De Nazard kan zowel solistisch als in het fluitenplenum worden gebruikt. Triospel en diverse solistische registraties vormen geen enkel probleem. De milde Subbas voegt een belangrijk fundament toe aan de orgelklank.
|